Economie bedrijven betekent: producten maken en prestaties leveren die andere mensen nodig hebben.
De productiemiddelen die ons daarvoor ter beschikking staan zoals grondstoffen en milieu, mensenarbeid, kapitaal… zijn nu eenmaal beperkt.
Bovendien leven we al ruim een eeuw lang in een wereldeconomie. Dat betekent dat de wereld één groot dorp aan het worden is en dat in feite alle mensen van elkaar afhankelijk zijn geworden.
Dan ligt het ook voor de hand om de economie vanuit broederschap vorm en structuur te geven. Concurrentie hoort helemaal niet thuis in de economie, want die ontaardt daar tot een broederstrijd die maatschappelijk grote chaos veroorzaakt.
Je kunt in een beeld weergeven hoe concurrentie het duurzame karakter van de economie grondig verstoort:
- Onze kamerplanten hebben af en toe wat water nodig (materiële behoeften).
- Om ze te begieten heeft het gezin met enkele vrienden een wedstrijd georganiseerd (concurrentie).
- Het gaat er daarbij niet om elke plant van de nodige hoeveelheid water te voorzien (afstemming van de productie op de reële behoeften),
- maar wel om zoveel mogelijk water te verzetten (omzet draaien en winst maken).
De gevolgen laten zich raden!
- De planten krijgen inderdaad water (er is marktafzet).
- Sommige planten krijgen te veel water (overproductie), terwijl er wellicht toch enkele worden overgeslagen (onderconsumptie).
- De helft van het water komt tussen de bloempotten terecht (nutteloze productie).
- Het water wordt verspild op het vloerkleed en de meubels, die daaronder te lijden hebben (milieuverloedering).
- In de hitte van de strijd doen zich pijnlijke botsingen voor (faillissementen).
Meer achtergronden:
